kop

als woordenboektrefwoord:

kop:
m. (-pen), bovenste, inz. ronde gedeelte van iets ; hoofd van dier of mens; drinkschaal; kom; bekervormig deel ener pijp ; Liter.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kop (zn) :
hoofd, knikker, bol, test, peer, kersenpit, knar, kanis, boveneind
kop (zn) :
bek, gezicht, smoel, porem, tronie, kanis
kop (zn) :
verstand, hersens, studiehoofd
kop (zn) :
bovenschrift, hoofding
kop (zn) :
kom, tas, mok

als synoniem van een ander trefwoord:

gezicht (zn) :
postzegel, kop, bek, snuit, gelaat, blik, smoel, gelaatsuitdrukking, gezichtsuitdrukking, aangezicht, snoet, smoelwerk, toet, smikkel, façade, snufferd, bakkes, porem, tronie, kanis, aanschijn, fysionomie, fieselemie, gelaatsexpressie, mombakkes, ponem, konterfeitsel, facie, fysiognomie
tronie (zn) :
kop, bek, gezicht, smoel, smoelwerk, bakkes, porem, fieselemie, mombakkes, ponem, konterfeitsel, facie
hoofd (zn) :
titel, knikker, naam, kop, leiding, gezicht, bol, hersenen, peer, opschrift, raap, harses, caput
beker (zn) :
kop, mok, kelk, kroes, drinkkroes, drinkbeker, tumbler
kom (zn) :
schotel, kop, vat, schaal, bak, tas, bassin, nap, bakje
test (zn) :
hoofd, kop, bol, schedel, kersenpit, harses
kan (zn) :
kruik, kop, pot, pint, karaf, pul, stoop
bak (zn) :
kopje, beker, kop, kom, mok, bakje
titel (zn) :
kop, etiket, opschrift, hoofding
hoofd (zn) :
kop, spits, leiding, voorfront
kanis (zn) :
knikker, kop, harses
bol (zn) :
hoofd, kop, hersens
brein (zn) :
hoofd, kop, hersens
knikker (zn) :
kop, harses, kanis
man (zn) :
kop, persoon, mens
peer (zn) :
hoofd, kop, bol
pet (zn) :
hoofd, kop

woordverbanden van ‘kop’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bak, kom, kop, nap, schaal

Een vat, geschikt om vloeistof te bevatten. Een bak en nap kunnen van hout zijn, een kop en kom zijn meestal van aardewerk of porcelein, eene schaal van glas of aardewerk. De vorm van een bak kan hoekig of rond zijn, eene kom, kop of nap zijn altijd rond, terwijl eene schaal ook eene langwerpige gedaante kan hebben. De bak is plomper van vorm en grooter van afmeting. Eene kom is meestal ruwer bewerkt dan een kop, in zooverre er van eene kom om uit te drinken sprake is Een kop kan een oor hebben, terwijl eene schaal van een voetstuk kan voorzien zijn. De nap heeft veelal een platten bodem, terwijl een kom den vorm van een halven bol heeft en de schaal meestal zeer ondiep is.

hoofd, bol, kop

Bovenste deel van het menschelijk en dierlijk lichaam. Bij de dieren heet het alleen kop. In de beschaafde spreektaal wordt kop slechts in enkele uitdrukkingen gebezigd van het menschelijk hoofd. Ken fraaie kop, een schrandere hop, een studiekop, een kop van een standbeeld, enz. In de gemeenzame taal heeft de verwisseling meer plaats. Hij heeft een stijven kop. Iemand op zijn kop geven. Hoofd wordt daar ook wel eens bol genoemd: het scheelt hem in den bol, en bij uitbreiding: een schrandere bol. Het meervoud koppen staat voor manschappen: Een schip bemand met honderd koppen. Van voorwerpen wordt kop gezegd van het bovenste gedeelte b.v. van eene speld, eene naald, een spijker, enz.; hoofd van het boveneinde, aan het hoofd van de tafel zitten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 254:

hoofd, kop

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

kop
achteraan

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0046 c