waren

als woordenboektrefwoord:

waren:
(gewaard), spoken, ronddwalen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

waren (ww) :
koopwaar, goederen, handelsartikelen
waren (ww) :
zweven, dwalen

als synoniem van een ander trefwoord:

zitten (ww) :
blijven, verblijven, zijn, wonen, waren, uithangen, schuilen, verkeren, bivakkeren, vertoeven, zetelen, resideren, pozen, verwijlen, zich schuil houden, zich ophouden, zich bevinden
dwalen (ww) :
waren, rondlopen, zwerven, zwalken, dolen
zweven (ww) :
hangen, waren
waar (zn) :
koopwaar, goederen, spul, waren, goed, handelswaar, spullen, artikel, handel, winkelwaar, vrachtgoed, koopmansgoed, handelsgoederen
goed (zn) :
koopwaar, goederen, waren, handelswaar, waar, handel, vrachtgoed, handelsgoederen
handel (zn) :
koopwaar, goederen, waren, handelswaar, waar, winkelwaar, handelsgoederen

woordverbanden van ‘waren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 329:

waren, zweven

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord / bijwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0223 nc