aanleg

als woordenboektrefwoord:

aanleg:
m. ontwerp, schets, plan, doel; plantsoen ; natuurlijke geschiktheid.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanleg (zn) :
gave, talent, geschiktheid, begaafdheid
aanleg (zn) :
dispositie, vatbaarheid
aanleg (zn) :
gevoel, handigheid
aanleg (zn) :
bouw, constructie
aanleg (zn) :
gave, talent
aanleg (zn) :
geneigdheid

als synoniem van een ander trefwoord:

natuur (zn) :
zijn, type, wezen, persoonlijkheid, aanleg, aard, profiel, karakter, neiging, temperament, geaardheid, gestel, inborst, complexie
installatie (zn) :
bevestiging, plaatsing, aanleg, montage, aanstelling, troonsbestijging, investituur
talent (zn) :
aanleg, gave, bekwaamheid, predispositie, kundigheid, geschiktheid, begaafdheid
gave (zn) :
aanleg, kunnen, talent, vermogen, predispositie, begiftiging, begaafdheid
neiging (zn) :
aanleg, natuur, karaktertrek, predispositie, voorbeschiktheid, tendentie
bouw (zn) :
opbouw, aanleg, vorm, constructie, gestalte, maaksel, makelij, bouwtrant
dispositie (zn) :
aanleg, predispositie, vatbaarheid, ontvankelijkheid
geschiktheid (zn) :
bevoegdheid, aanleg, bekwaamheid, capaciteit
constructie (zn) :
inrichting, bouw, aanleg, vorming
gezindheid (zn) :
zin, aanleg, lust, neiging
plantsoen (zn) :
aanleg, hof, park, parkje
gevoel (zn) :
aanleg, feeling

woordverbanden van ‘aanleg’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De hoedanigheid, waardoor men geschikt is voor eene bepaalde bestemming. Aanleg drukt de natuurlijke gesteldheid uit, waardoor men voor iets geschikt kan worden. Geschiktheid drukt datzelfde uit, hetzij op een bepaald oogenblik, hetzij doorgaande, terwijl bekwaamheid ziet op de kundigheden, die iemand de geschiktheid geven. Vatbaarheid veronderstelt de eigenschap om op te nemen, wat van buiten af aangebracht wordt. Gave en begaafheid drukken datgene uit, hetwelk zonder ontwikkeling reeds waarde heeft, ofschoon het door ons toedoen in waarde kan vermeerderen. Een talent is eene groote begaafdheid in één richting, bepaaldelijk op het gebied van kunst of letteren. Vermogen is de van de natuur verkregen geschiktheid ten opzichte van eene bepaalde werking. Zijn gezichtsvermogen is zeer zwak. Vaak wordt het in hét meervoud gebezigd en staat dan voor verstandelijke vermogens. Een jongen met goede vermogens. Hij heeft aanleg om dik te worden. In zijne kindsheid toonde hij reeds veel aanleg om een dweeper te worden. Hij heeft veel geschiktheid voor dat ambt door zijne groote bekwaamheid in die vakken. Zijne vatbaarheid maakt, dat hij alles vlug begrijpt en in praktijk kan brengen. Hij bezat de gave der welsprekendheid. Hij onderscheidde zich van zijne medeleerlingen door zijne groote begaafdheid, en was later bekend door zijn talent als dichter.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 34:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

aanleg
euvel, fout, gebrek, handicap, mankement

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c