bui

als woordenboektrefwoord:

bui:
v. (-en), regen-, windvlaag enz.; kortstondige aanval van toorn enz.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bui (zn) :
sneeuwbui, onweersbui, stortbui, regenbui, hagelbui
bui (zn) :
humeur, stemming, bevlieging, vlaag, gril, luim
bui (zn) :
uitbarsting, aanval, vlaag

als synoniem van een ander trefwoord:

gril (zn) :
inval, bevlieging, bui, impuls, opwelling, fantasie, kuur, bokkensprong, rage, stuip, toer, frats, manie, grol, aandrift, luim, nuk, wispelturigheid, grilligheid, caprice
stemming (zn) :
humeur, gevoel, gemoedstoestand, bui, geest, gezindheid, dispositie, gevoelen, luim, gestemdheid, gemoedsstemming, gemoedsgesteldheid, geestesgesteldheid, tendentie
uitbarsting (zn) :
bui, aanval, opwelling, vlaag, eruptie, oprisping, losbarsting, tempeest
dispositie (zn) :
humeur, stemming, bui, luim, gemoedsgesteldheid, geestesgesteldheid
gemoedsstemming (zn) :
humeur, stemming, bui, dispositie, luim, gemoedsgesteldheid
vlaag (zn) :
uitbarsting, bevlieging, bui, explosie, aanval, opwelling
humeur (zn) :
stemming, bui, hum, luim, gemoedsgesteldheid
aanval (zn) :
uitbarsting, toeval, bui, attaque
lucht (zn) :
wolken, bui

woordverbanden van ‘bui’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 264:

vlaag, bui

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c