loos

als woordenboektrefwoord:

loos:
bn. bw. (lozer, -t), listig, geslepen, doortrapt.
loos:
bn. ledig ; een loos alarm, vals.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

loos (bn) :
slim, sluw, ondeugend, listig, schalks, spitsvondig
loos (bn) :
schijnbaar, vals, onecht, geveinsd
loos (bn) :
onbetrouwbaar, vals, bedrieglijk
loos (bn) :
waardeloos, leeg, onbruikbaar

als synoniem van een ander trefwoord:

slim (bn) :
plat, loos, bedachtzaam, rap, verstandig, link, scherpzinnig, straf, handig, gaar, diplomatiek, uitgekookt, uitgeslapen, bijdehand, sluw, uitgerekend, pienter, geslepen, listig, gewiekst, gis, kien, lijp, goochem, schrander, leep, knaphandig, clever, piechem
sluw (bn) :
duivels, loos, politiek, doortrapt, vals, slim, kwaadaardig, uitgekookt, uitgeslapen, geraffineerd, geslepen, uitgekiend, listig, gewiekst, verraderlijk, slinks, leep, snood, arglistig
leeg (bn) :
loos, verlaten, hol, lens, kaal, onbewoond, op, uitgestorven, uitgeput, onbeduidend, ongevuld, onbelast, onbezet, onbebouwd, ledig, vacant, openstaand, inhoudsloos, leegstaand
bedrieglijk (bn) :
loos, onbetrouwbaar, oneerlijk, vals, misleidend, leugenachtig, listig, frauduleus, verneukeratief, sofistisch, schoonschijnend, bedriegend, illusoir
spitsvondig (bn) :
loos, scherpzinnig, spits, knap, subtiel, gezocht, vergezocht, listig, vernuftig, sofistisch, gesofistikeerd, gesofisticeerd
listig (bn) :
loos, doortrapt, vals, slim, uitgekookt, sluw, volleerd, geslepen, bedrieglijk, gewiekst, spitsvondig, leep
hol (bn) :
loos, ijdel, leeg, nietszeggend, onbeduidend, inhoudsloos
onbetrouwbaar (bn) :
loos, sluw, ongeloofwaardig, leugenachtig, louche
vals (bn) :
loos, verkeerd, onjuist, ongegrond, onwaar, faux
ijdel (bn) :
loos, onnodig, leeg, onbeduidend, ledig
slap (bn) :
loos, oeverloos, inhoudsloos
schijnbaar (bw) :
loos, blijkbaar, ogenschijnlijk, quasi, kwansuis

woordverbanden van ‘loos’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

worden gezegd van hem, die op eene behendige wijze, meestal ten nadeele van anderen, zijn doel tracht te bereiken. Bedriegelijk is het algemeene begrip; listig is degene, die van zijne ervaring en kennis partij weet te trekken om door goed gekozen middelen zijn doel langs slinksche wegen te bereiken. De listige beoogt niet altijd kwaad, en is in zoover onderscheiden van den arglistige. Het woord listig heeft echter meest eene bijgedachte van onoprechtheid. Loos ziet meer op de aangeboren eigenschap van behendigheid in het kiezen der middelen om tot zijn doel te komen; het laat in het midden of de persoon, aan wien het wordt toegeschreven, groote scherpzinnigheid bezit; zelfs een domme kan loos zijn. Bij slim is dit niet het geval; dit verbindt het begrip van loosheid met dat van verstandelijke ontwikkeling. Een slimme is niet noodwendig iemand, die met bedriegelijke middelen te werk gaat, hij paart behendigheid aan scherpzinnigheid; arglistig is listig met een boos opzet, dus listig en boosaardig tevens; geslepen drukt dit in hooge mate uit; meestal ligt hierin de bijgedachte van oneerlijkheid; sluw wijst op de behendigheid om zoowel zijne eigen bedoelingen en de middelen, die men aanwendt, te verbergen, als de aanslagen van anderen, waaraan men blootstaat, te verwijderen: de sluwe Mazarin.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Geneigd of geschikt, om, op behendige wijze een ander te misleiden.

Bedriegelijk drukt dit begrip het algemeenst uit; het zegt, dat de persoon of zaak iemand bedriegen wil, maar laat in 't midden, op welke wijze dit geschiedt. — Listig was vroeger schrander en had toen steeds een gunstige beteekenis; ook nu nog kan het een onschuldige, maar schrander bedachte handeling aanduiden; de listige tracht partij te trekken van zijn kennis en ervaring om zijn doel te bereiken, 't zij om zich uit moeilijkheden te redden, 't zij langs slinksche wegen te verkrijgen, wat hij langs den gewonen weg niet zou hebben bereikt. Toch heeft het woord altijd het bijdenkbeeld van onoprecht. Hij wist op een listige wijze aan geld te komen. — Is het zijn bedoeling om iemand in het ongeluk te storten en handelt hij dus met een boosaardig doel, dan spreekt men van arglistig (arg = erg, boos). — Loos is hij, die door een zekere behendigheid onder bepaalde omstandigheden iets weet te verkrijgen; de behendigheid is vooral het gevolg van veel ondervinding en niet zoozeer van scherpzinnigheid; de loosheid openbaart zich door het aanwenden van kleine middelen, die een weldenkende meestal beneden zich acht. De vos, die de kaas van de raaf wil hebben en den vogel niet bereiken kan, gaat het dier vleien; zijn ondervinding zegt hem, dat men door vleierij veel kan verkrijgen, maar ...... een weldenkende wil van

zulk een middel geen gebruik maken. — De slimme gaat met overleg te werk, daar hij aan loosheid ook scherpzinnigheid paart; hij ontwerpt een weloverdacht plan, waarbij hij maatregelen neemt om allen tegenstand zooveel mogelijk te ontgaan. Bepaald oneerlijke handelingen behoeft hij niet te verrichten, ja men moet hem soms bewonderen om de scherpzinnigheid, die hij aan den dag legt. — Sluw is degene, die zijn bedoelingen en de aangewende middelen behendig weet te verbergen, zoodat de benadeelde volstrekt niet vermoedt, dat hij bedrogen wordt. Aan zijn slimheid paart dus de sluwe nog een meesterschap in het veinzen of in het verbergen van zijn plannen. Sluw is dus nog sterker dan slim, maar heeft een ongunstige bijbeteekenis.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 374:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 48:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c