kijken

als woordenboektrefwoord:

kijken:
(keek, gekeken), zien.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kijken (ww) :
staren, koekeloeren, aanzien, zien, toekijken, blikken, gluren, loeren, turen, spieden, loeken
kijken (ww) :
bestuderen, onderzoeken, toezien, gadeslaan, een kijkje nemen

als synoniem van een ander trefwoord:

zien (ww) :
onderscheiden, staren, bekennen, ervaren, inzien, spotten, signaleren, beschouwen, opmerken, begrijpen, herkennen, blikken, aanschouwen, bijwonen, tegenkomen, waarnemen, kijken, bezichtigen, aanmerken, turen, gewaarworden, ontwaren
staren (ww) :
zien, blikken, kijken, gapen, turen, spieden, glaren, glariën
koekeloeren (ww) :
staren, gluren, kijken, spioneren, spieden
blikken (ww) :
kijken, loeken
gapen (ww) :
staren, kijken
turen (ww) :
staren, kijken

woordverbanden van ‘kijken’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Een gezichtsindruk van iets ontvangen. Zien drukt dit in het algemeen uit; het laat in het midden of er opzet bij is. Kijken onderstelt meer opzet en opmerkzaamheid, gadeslaan bovendien belangstelling, bespieden en begluren drukken hetzelfde uit, maar met het bijbegrip van ter sluiks. Staren is met strakke wijdgeopende oogen naar iets zien, zonder bepaalde opmerkzaamheid en soms zonder er zich van bewust te zijn. Turen is met inspanning en scherp het oog op iets gevestigd houden. Aanschouwen is een verheven woord voor zien; niemand heeft ooit God aanschouwd. Soms beteekent het ook met belangstelling kijken naar, gadeslaan: aanschouw dat arme wicht. Gewaarworden is ontdekken, bespeuren door middel van het gezicht: ik kon hem nergens gewaarworden. Waarnemen is nauwkeurig zien of gadeslaan: de zonsverduistering was goed waar te nemen. Voor deze laatste woorden zie men ook aanschouwen. Hij zag hem, maar daar hij niet goed toekeek, herkende hij hem niet terstond. Wien ziet ge daar? Het kind keek zoo onschuldig de wereld in. Kijk daar eens. Iemand de woorden uit den mond kijken. Verbaasd staarde zij hem aan. Wat zit gij toch te staren ? Kijk in uw boek. De visschers tuurden naar den horizont, dewijl een van hen een schip zonder mast had meenen te zien.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

zien, kijken, staren, gluren, turen

Door middel van het gezicht iets waarnemen.

Zien laat in het midden, of dit met opzet of meer toevallig geschiedt. Men ziet daar soms meer, dan ons lief is (toevallig). — Hij ziet verlangend mijn komst tegemoet (met opzet). Het duidt soms ook het bloote vermogen aan, dat men door 't gezichtszintuig iets kan waarnemen: Deze man kan niet meer zien.

Kijken onderstelt meer opzettelijk het oog op iets richten: Kijk eens, of hij er aankomt. Hij kijkt naar de sterren.

Staren (star = stijf) beteekent met strakke, groote oogen naar iets zien, meestal zonder doel en onwillekeurig, soms ook met verbazing, cshrik, enz. Hij staarde mij verwonderd aan.

Turen is met inspanning van 't gezicht langen tijd naar iets kijken (dus met opzet!), 't zij uit nieuwsgierigheid, 't zij om nauwkeurig waar te nemen. Hij tuurt met zijn kijker naar het stipje in de verte.

Gluren beteekent hetzelfde als turen, maar met de bijgedachte, dat dit in het geheim geschiedt. Hij gluurde door een kiertje van de deur, om te weten, wie er binnen was.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 376:

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c