alleen

als woordenboektrefwoord:

alleen:
bn. bw. zonder gezelschap ; enkel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

alleen (bn) :
in zijn uppie, op zichzelf
alleen (bn) :
verlaten, eenzaam
alleen (bw) :
enkel, enig, afzonderlijk, solo, eniglijk, allenig, eendelijk
alleen (vw) :
slechts, uitsluitend
alleen (vw) :
maar

als synoniem van een ander trefwoord:

eenzaam (bn) :
verlaten, teruggetrokken, alleen, onbewoond, afgezonderd, stil, uitgestorven, leeg, afgelegen, solitair, eenzelvig, geïsoleerd, contactarm, eendelijk
verlaten (bn) :
zielig, eenzaam, alleen, afgelegen, vereenzaamd, geïsoleerd, eendelijk
enig (bn) :
alleen, uitsluitend
enkel (bw) :
zuiver, alleen, alleen maar, slechts, puur, bloot, uitsluitend, gewoonweg, louter, eenvoudigweg
toch (bw) :
echter, ondanks alles, alleen, desondanks, niettemin, evenwel, desalniettemin, nochtans
louter (bw) :
enkel, alleen, slechts, bloot, uitsluitend
slechts (bw) :
enkel, alleen, maar, niet meer dan, louter
uitsluitend (bw) :
enkel, alleen, bloot, louter
blotelijk (bw) :
enkel, alleen, louter
afzonderlijk (bw) :
alleen, individueel
puur (bw) :
alleen, louter

woordverbanden van ‘alleen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Wat afgezonderd is, op zich zelf staat. Voor zoover het derde woord met de beide eerste woorden synoniem is, beteekent eenig meer, dat er van eene zekere soort van personen of voorwerpen maar één bestaat. Zijn eenige zoon. Mijn eenige hoop. Alleen en het minder gebruikelijke alleenig, dat men slechts in de volkstaal en bij dichters aantreft, drukken meer uit het ontbreken van andere voorwerpen van dezelfde soort op eene bepaalde plaats. Wat het onderscheid tusschen alleen en eenzaam betreft; alleen duidt enkel aan, dat men geen gezelschap bij zich heeft; eenzaam eene afzondering, waardoor een gevoel van ongezelligheid, of ook van stilte en rust ontstaat. Hij, die zonder gezelschap is, is alleen, doch behoeft zich nog niet eenzaam te gevoelen. Aan deze beteekenis van eenzaam sluit zich aan die van ver laten, waarbij op den voorgrond staat, dat men aan zich zelf is overgelaten, van de menschen vergeten. Hij is bang in 't donker, bang alleen. In zijn ouderdom krijgt men het op de wereld zoo eenzaam. Bij uitbreiding: een eenzaam pad.

alleen, enkel, slechts

Zij drukken alle eene beperking van een begrip, van eene gedachte uit. Alleen sluit eigenlijk al het andere uit: het geeft te kennen, dat hetgeen gezegd wordt, op die eene zaak en op geene andere betrekking heeft. Enkel staat hiermede vrijwel gelijk, maar is sterker. Nog sterker is enkel en alleeen. Slechts ziet meer op den graad, de hoeveelheid, en is deftiger. Ik heb hen alleen gezien, niet gesproken; ik heb hen enkel gezien. En niet slechts dit, hij weigerde zelfs mij te hooren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 151:

alleen, enig

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

alleen
samen

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c