stip

als woordenboektrefwoord:

stip, stippel:
v. (stippen, stippels), punt ; rond vlekje.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

punt (zn) :
stip, spikkel, stippel, stipje, sluitteken, tittel
prik (zn) :
stip, punt
oog (zn) :
stip

woordverbanden van ‘stip’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

punt:
stip, spits, prikkel
stip:
punt

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

punt, stip

Punt en stip staan in de spreektaal dikwijls geheel gelijk; het schrijfteeken ter sluiting van den zin evenwel wordt steeds punt genoemd. Over het algemeen echter bezigt men stip, waar men den eigenlijken zin meer op den voorgrond stelt, dat men nl. met eene stof, die duidelijk zichtbaar is, een klein rond teeken geplaatst heeft. In de meetkunde is de punt het einde eener lijn, en heeft zij dus geene plaatselijke uitgebreidheid.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 116:

punt, stip

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0113 nc