kloppen

als woordenboektrefwoord:

kloppen:
(geklopt), met korte, snel op elkaar volgende slagen tikken, slaan; wekken; stukslaan; overwinnen: overeenkomen, in orde zijn.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kloppen (ww) :
overeenkomen, uitkomen, juist zijn, sluiten, stroken, deugen, overeenstemmen
kloppen (ww) :
pakken, verslaan, afdrogen, overwinnen, inmaken
kloppen (ww) :
slaan, tikken, hameren, stampen, ranselen
kloppen (ww) :
slaan, opkloppen, klutsen, dooreenroeren
kloppen (ww) :
tikken, bonzen, pulseren, palpiteren
kloppen (ww) :
percuteren

als synoniem van een ander trefwoord:

overwinnen (ww) :
vloeren, winnen, overmeesteren, slaan, kloppen, verslaan, afdrogen, inpakken, inmaken, zegevieren, triomferen, zegepralen, verwinnen
overeenkomen (ww) :
sporen, kloppen, rijmen, stroken, corresponderen, samengaan, harmoniëren, overeenstemmen, congrueren, concorderen
overeenstemmen (ww) :
kloppen, overeenkomen, harmoniëren, accorderen, samenstemmen, het eens worden, congrueren, concorderen
passen (ww) :
treffen, kloppen, aansluiten, rijmen, gaan, corresponderen, overeenstemmen, aaneensluiten
corresponderen (ww) :
sporen, passen, kloppen, overeenkomen, aansluiten, rijmen, sluiten, stroken, congrueren
slaan (ww) :
kloppen, jagen, trommelen, tikken, bonken, bonzen, pulseren, rikketikken, palpiteren
overeenstemmen (ww) :
passen, beantwoorden, kloppen, overeenkomen, rijmen, dekken, stroken, gelijken
bonzen (ww) :
stoten, stompen, slaan, botsen, kloppen, beuken, bonken, ploffen, dreunen
verslaan (ww) :
vloeren, overtreffen, kloppen, overwinnen, inmaken, neervellen
ratelen (ww) :
rammelen, kloppen, kraken, klapperen, kletteren, klepperen
rijmen (ww) :
kloppen, overeenkomen, overeenstemmen
tikken (ww) :
slaan, kloppen, trommelen, hameren
uitkomen (ww) :
kloppen, sluiten, resulteren
bonzen (ww) :
kloppen, jagen, tekeergaan
sluiten (ww) :
kloppen, uitkomen
opgaan (ww) :
kloppen, kunnen
pulseren (ww) :
slaan, kloppen

woordverbanden van ‘kloppen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het snel en eenigszins hard aanraken van een lichaam en daardoor geluid veroorzaken. Tikken is de zwakste uitdrukking; het beteekent zacht, of ook zacht en aanhoudend slaan. Tegen het raam. tikken. Slaan onderstelt eene grootere krachtsinspanning, maar sluit geen duur in. Hij heeft mij geslagen. Van uurwerken gezegd drukt het in verhouding tot tikken, een sterker geluid uit, en wel het slaan van een hamer op een bel, veer of ander metalen voorwerp tot het aangeven van den tijd: een horloge tikt, maar eene klok kan zoowel tikken als slaan. Kloppen is aanhoudend slaan, een begrip dat nog versterkt is in beuken, meer stootend slaan, terwijl bonzen bovendien een hard geluid veronderstelt. Op de deur bonzen. Het hart klopt snel of bonst (slaat ongemeen hard). Hij is geducht geklopt. Stokvisch beuken (door slaan zacht maken). De muur werd door den stormram geweldig gebeukt. Bikken is slaan op steenen met een scherp hamertje of bijltje, met het doel om er de kalk van te verwijderen, er kleine groeven in te maken of de oppervlakte, die ongelijk is, glad of effen te maken. Billen gebruikt men van het slaan met den bilhamer op de molensteenen, ten einde de groeven hiervan te scherpen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 332:

beuken, kloppen, slaan

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

kloppen
verliezen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c