ondeugd

als woordenboektrefwoord:

ondeugd:
v. (-en), slechtheid, gebrek.
ondeugd:
m. en v. (-erf), slecht persoon ; kleine guit.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

ondeugd (zn) :
deugniet, rakker, guit, schelmpje, snaak
ondeugd (zn) :
kattenkwaad, kwajongensstreken
ondeugd (zn) :
slechtheid, verdorvenheid

als synoniem van een ander trefwoord:

deugniet (zn) :
boefje, schavuit, snotaap, nietsnut, dondersteen, etter, bengel, ondeugd, rakker, loeder, kwajongen, donderstraal, vlegel, belhamel, doerak, schelm, rekel, guit, wittekop, bliksemstraal, straatvlegel, kataas, kwapoets, lorejas
gebrek (zn) :
ongemak, handicap, zwakheid, afwijking, kwaal, fout, tekortkoming, defect, ondeugd, mankement, manco, verkeerdheid, onvolmaaktheid, onvolkomenheid, imperfectie
guit (zn) :
grappenmaker, deugniet, bengel, ondeugd, rakker, schalk, olijkerd, kapoen, uilenspiegel, schelmpje, kwapoets, snaak, pagadder
kwajongen (zn) :
snotaap, snotneus, deugniet, aap, bengel, ondeugd, rakker, rotjong, vlegel, blaag, kapoen, kwapoets, pagadder
snaak (zn) :
grappenmaker, grapjas, ondeugd, schalk, schelm, guit, kwapoets, komiekeling, kwant, potsenmaker
aap (zn) :
boef, deugniet, bengel, ondeugd, kwajongen, vlegel, belhamel, rekel
rakker (zn) :
boef, nest, deugniet, strop, ondeugd, kwajongen, schelm
bandiet (zn) :
schavuit, boef, ondeugd, vrijbuiter
zonde (zn) :
dwaling, fout, ondeugd, zondigheid
zonde (zn) :
kwaad, ondeugd, ongerechtigheid
stouterd (zn) :
ondeugd

woordverbanden van ‘ondeugd’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 218:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

ondeugd
deugd

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0021 c