aanspreken

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aanspreken (ww) :
raadplegen, toespreken, benaderen, spreken tot, aanschieten, aanklampen, aanroepen, zich wenden tot, zich vervoegen bij, zich vervoegen aan, zich richten tot, zich keren tot, praaien
aanspreken (ww) :
bevallen, pakken, lijken, zinnen, bekoren, verheugen, boeien, liggen, behagen, aanstaan, verblijden, vergenoegen
aanspreken (ww) :
exploiteren, aanboren
aanspreken (ww) :
appelleren
aanspreken (ww) :
aanbreken

als synoniem van een ander trefwoord:

verheugen (ww) :
bevallen, bevredigen, aanspreken, zinnen, voldoen, liggen, behagen, aanstaan, plezieren, verblijden, vergenoegen, tevredenstellen
noemen (ww) :
kwalificeren, benoemen, aanspreken, bestempelen, zeggen, vernoemen, opsommen, aanduiden, vermelden, betitelen, een naam geven
boeien (ww) :
aanspreken, bekoren, in beslag nemen, interesseren, betoveren, meeslepen, fascineren, kluisteren
bevallen (ww) :
aanspreken, zinnen, bekoren, verheugen, meevallen, aantrekken, smaken, behagen, aanstaan, bekomen
liggen (ww) :
bevallen, aanspreken, zinnen, verheugen, behagen, aanstaan, plezieren, verblijden, vergenoegen
betitelen (ww) :
kwalificeren, aanspreken, bestempelen als, bestempelen, noemen, tituleren, etiketteren
aanhouden (ww) :
staande houden, aanspreken, tegenhouden, vasthouden, aanklampen
benaderen (ww) :
aanspreken, raadplegen, polsen, aanzoeken, zich wenden tot
pakken (ww) :
aanspreken, boeien, fascineren
zinnen (ww) :
bevallen, aanspreken, aanstaan
aanschieten (ww) :
aanspreken, aanklampen

woordverbanden van ‘aanspreken’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

aanspreken, toespreken

Het woord tot iemand richten, hetzij in een bizonder gesprek, hetzij in eene openbare rede. Men spreekt aan om een gesprek te beginnen, een woordje tot iemand te richten, of in het openbaar om iemand openlijk te zeggen, wat hem op het hart ligt. Toespreken heeft meer op het oog het doel om op hoofd, hart of gemoed te werken. Van het aanspreken van hooggeplaatsten wordt meest gebruikt toespreken.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 12:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0021 c