bundel

als woordenboektrefwoord:

bundel:
m. (-s), wat samengebonden is.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bundel (zn) :
kwast, bos, pak, spullen, bagage, knot, wis, schoof, dot, bussel
bundel (zn) :
verzameling, boek

als synoniem van een ander trefwoord:

verzameling (zn) :
troep, groep, massa, hoeveelheid, batterij, bundel, geheel, totaal, reeks, tros, partij, kluit, arsenaal, cluster, accumulatie, assemblage, cumulatie, opeenstapeling, opeenhoping
boek (zn) :
band, bundel, deel, pil, boekwerk, boekdeel, paperback, pocket, foliant
bos (zn) :
bosje, bundel, tros, cluster, tuil
pak (zn) :
pakket, bundel, baal, colli
dot (zn) :
bundel, hoop
knot (zn) :
bundel
omnibus (zn) :
bundel

woordverbanden van ‘bundel’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bos, bundel, pak, rist, tros

Eene verzameling van gelijke of verschillende voorwerpen, die met elkander zijn verbonden. Worden zij alleen door een band bijeengehouden dan vormen zij een bundel of bos. Bos heet bij voorkeur eene onregelmatige verzameling langwerpige en niet zeer vast samengebonden dingen van dezelfde soort, meestal planten, of deelen van planten, haren of veeren; een bundel is over 't algemeen vaster saamgebonden; de voorwerpen behoeven echter niet beslist van dezelfde soort te zijn, en de vorm niet langwerpig. Men zegt: een bundel pijlen, een bundel stokken, papieren, maar een bos pennen, een bos stroo, een takkebos. Pak geeft te kennen, dat de bijeengevoegde zaken hoofdzakelijk hierdoor bijeengehouden worden, dat zij met de eene of andere stof omwikkeld zijn. Een pak papieren, een pak goederen. Met het pak gaan (manufacturen langs de huizen rondventen). Rist noemt men eene verzameling voorwerpen, aaneengeregen of vastgehecht aan een stok of eene lat. Een rist uien, een rist vinken. Aan tros verbindt zich het denkbeeld van een eng verband; meestal wordt het gebezigd van vruchten of bloemen, die aan kleine steeltjes zitten, welke alle aan denzelfden grooten steel verbonden zijn. Een tros druiven, bloemen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 398:

bos, bundel, pak, rist

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0021 c