beul

als woordenboektrefwoord:

beul:
m. (-en), scherprechter; wreedaard.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

beul (zn) :
slavendrijver, kwelgeest, bloedhond, folteraar, scherprechter, pijniger

als synoniem van een ander trefwoord:

wreedaard (zn) :
beul, bruut, barbaar, onmens
slager (zn) :
beul, moordenaar, sadist

woordverbanden van ‘beul’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Een persoon, die een lijfstraffelijk vonnis voltrekt. Scherprechter is de gewone benaming. In den mond van het volk heet hij heul; hierbij denkt men bepaald aan het folteren der misdadigers (men denke aan afbeulen; vandaar ook beul = wreedaard; vrouwenbeul — een man, die zijne vrouw mishandelt). Henker, nu verouderd, beteekent ophanger; het is indertijd ingedrongen uit Duitschland en werd vroeger meer, doch thans nog slechts eene enkele maal als tusschenwerpsel gebruikt: wat henker!

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 332:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c