als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘bekwaam’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Begaafd, talentvol, geniaal zien (het tweede meer dan het eerste, het derde meer dan het tweede) op het bezit van een rijken natuurlijken aanleg. Bekwaam heeft vooral de geschiktheid op het oog, die iemand ten gevolge van verworven, of aangeboren hoedanigheden voor iets bezit. Vernuftig veronderstelt geestigheid met daarmee gepaard gaande vindingrijkheid.
Wie de vereischten bezit om iets naar behooren te verrichten. Kundig ziet vooral op het bezit van theoretische kennis, knap op hiermede gepaard gaanden natuurlijken aanleg (in de dagelijksche spreektaal is het meer in gebruik dan kundig); geschikt op het bezit van practische vaardigheid; afgericht op het bezit van practische vaardigheid tengevolge van onderricht en oefening; bekwaam is, wie kunde aan vaardigheid paart. Hij is een bekwaam werkman: hij is handig en werkt goed; hij is een kundig rechtsgeleerde beteekent: hij bezit veel rechtsgeleerde kennis; hij is een bekwaam rechtsgeleerde beteekent: hij heeft kennis en ervaring in zijn vak; hij is een afgericht ruiter; hij kan uitstekend paardrijden.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
De vereischte bezittende, om iets naar behooren te verrichten.
Kundig onderstelt veel theoretische kennis door ijverige studie van een zeker vak opgedaan. Hij is een kundig rechtsgeleerde.
Bekwaam wijst aan, dat men aan kennis ook practische ervaring paart, zoodat men degelijk werk kan leveren of voor een of andere betrekking als aangewezen is. Hij is een bekwaam timmerman; een bekwaam onderwijzer.
Geschikt wil zeggen, dat men wegens het bezit van vereischte vaardigheden voor een of andere handeling of betrekking bijzonder bruikbaar is. Ik weet een geschikte dienstbode voor u.
Knap duidt aan, dat iemand veel geleerd heeft, hetzij in 't algemeen of in een bepaald vak: Hij is een knap man. — Mijn broer is zeer knap in de geschiedenis. Een onderwijzer kan knap en toch niet bekwaam voor zijn betrekking zijn. In den regel is knap tot de spreektaal beperkt en behoort kundig meer tot de schrijftaal.
in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 62:
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 318:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.0032 c