boef

als woordenboektrefwoord:

boef:
m. (boeven), schelm; schurk.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

boef (zn) :
oplichter, boefje, schavuit, bandiet, schurk, slechterik, deugniet, boosdoener, bajesklant, schelm, zware jongen

als synoniem van een ander trefwoord:

schurk (zn) :
oplichter, schavuit, bedrieger, boef, bandiet, slechterik, deugniet, schoft, loeder, ellendeling, smiecht, onverlaat, schobbejak, ploert, schelm, booswicht, snoodaard, spitsboef, galgenbrok, hondsvot, loebas, schoelje, fielt
dief (zn) :
kruimeldief, inbreker, rover, boef, bandiet, stroper, zakkenroller, kraker, dievegge, ruitentikker, jatter, gapper, jatmoos, gannef
bandiet (zn) :
rover, piraat, boef, schurk, misdadiger, schooier, vandaal, schoft, struikrover, gangster, lobbes, loebas, schoelje
oplichter (zn) :
afzetter, bedrieger, boef, zwendelaar, bluffer, slingeraar, kwartjesvinder, flessentrekker, ladelichter
aap (zn) :
boef, deugniet, bengel, ondeugd, kwajongen, vlegel, belhamel, rekel
rakker (zn) :
boef, nest, deugniet, strop, ondeugd, kwajongen, schelm
gauwdief (zn) :
boef, bandiet, schurk, schelm, picaro, gannef
crimineel (zn) :
boef, bandiet, misdadiger, delinquent
patjakker (zn) :
schavuit, boef, slechterik, pagadder
bandiet (zn) :
schavuit, boef, ondeugd, vrijbuiter
misdadiger (zn) :
boef, schurk, crimineel, delinquent
galgenbrok (zn) :
schavuit, boef, schurk

woordverbanden van ‘boef’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c