als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘luisteren’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Alle beteekenen een min of meer aandachtig hooren. Toehooren en toe luisteren geven te kennen, dat men moeite aanwendt om te hooren; terwijl hooren enkel het opvangen van klanken door de gehoorzenuwen aanduidt, veronderstelt luisteren, dat men in staat en begeerig is om de klanken, die men hoort, te verstaan. Deze begeerte om te verstaan kan bij aanhooren geheel ontbreken; bovendien is dit woord meer op het opvangen van den zin der woorden dan van den enkelen klank toepasselijk. Hij wilde zulke gemeene taal niet aanhooren en evenmin luisteren naar de vleiende woorden van den verleider. Hoor toe; wanneer gij zoo heen en weer draait, kunt gij niet verstaan wat ik zeg. Luister goed toe, want iemand met zulk eene zachte stem kan men bijna niet verstaan. Den geheelen nacht hoorde ik het huilen van den wind in den schoorsteen, hoewel ik mijn best deed er niet naar te luisteren.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Door het gehoor iets waarnemen.
Hooren drukt uit, dat dit onwillekeurig, soms zelfs tegen onzen zin kan geschieden: Wij hooren altijd het geloop op de verdieping boven ons.
Luisteren drukt uit, dat men met opzet en aandacht naar iets of iemand hoort en is dus veel sterker. De keukenmeid luisterde aan de deur, wat er binnen gesproken werd.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 258:
woorden met een verwante vorm:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0024 c