schep

als woordenboektrefwoord:

schep:
m. (-pen), een schepvol; menigte.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schep (zn) :
lepel, schepje, schop
schep (zn) :
schuif

als synoniem van een ander trefwoord:

hoop (zn) :
lading, hoeveelheid, vracht, berg, massa, troep, menigte, stelletje, boel, bom, zooi, tas, bende, stapel, klomp, partij, schep, kluit, schaar, heleboel, ophoping, kwak, bulk, gros, belt, schare, veelheid, zwik, dot, zootje, opeenhoping, trossel, schelf, resem
menigte (zn) :
troep, massa, macht, stoet, leger, legioen, heer, stroom, kudde, schep, zwerm, samenscholing, schaar, meute, gedrang, sleep, schare, mensenzee, legerschaar, mensenmenigte, mensenmassa, drom, myriade
berg (zn) :
lading, vracht, massa, macht, overvloed, stelletje, menigte, pak, boel, bom, zooi, stapel, schep, kluit, hoop, heleboel, stoot, kwak, bulk, veelheid, zwik
menigte (zn) :
berg, overvloed, boel, rits, zooi, schep, kluit, hoop, bult, heleboel, kwantiteit, ris, resem
overvloed (zn) :
massa, vracht, lading, schat, boel, schep, hoop
schop (zn) :
schep, spade
lepel (zn) :
schep
schuif (zn) :
schep

woordverbanden van ‘schep’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0098 nc