spits

als woordenboektrefwoord:

spits:

bn. bw. (-er, -t), puntig.

spits:

v. (-en), punt ; voorhoede.

spits:

o. het spits (weerstand) bieden.

spits:

m. (-en), spitshond.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

spits (zn) :

aanvaller, aanval, voorhoede, voorhoedespeler

spits (zn) :

top, punt, hoofd, piek, kruin

spits (zn) :

spitsspeler, puntspeler

spits (zn) :

spitsuur, topdrukte

spits (zn) :

spitsuren

spits (bn) :

gevat, scherpzinnig, slim, pienter, kien, schrander

spits (bn) :

puntig, scherp

als synoniem van een ander trefwoord:

spitsvondig (bn) :

loos, scherpzinnig, spits, knap, subtiel, gezocht, vergezocht, listig, vernuftig, sofistisch, gesofistikeerd, gesofisticeerd

gevat (bn) :

vlug, geestig, puntig, scherpzinnig, spits, scherp, raak, bijdehand, slagvaardig, spitsvondig, snedig, ad rem, piechem

scherpzinnig (bn) :

gevat, intelligent, spits, helder, knap, scherp, kritisch, slim, opmerkzaam, vernuftig, schrander, scherpziend

vernuftig (bn) :

intelligent, spits, handig, ingenieus, vindingrijk, slim, uitgekiend, industrieus

kien (bn) :

spits, scherp, slim, bijdehand, pienter, gis, goochem, schrander

gesofistikeerd (bn) :

geestig, spits, spitsvondig, gesofisticeerd

scherp (bn) :

scherpzinnig, spits, fijn, raak

puntig (bn) :

spits, scherp, stekelig

top (zn) :

uiteinde, punt, hoogtepunt, topje, spits, piek, maximum, toppunt, kruin, hoogste punt, zenit

punt (zn) :

uiteinde, top, prik, spits, piek, tip, toppunt, tipje, timp, toot

uiteinde (zn) :

punt, top, spits, uiterste, eind, kant, nok, timp

hoofd (zn) :

kop, spits, leiding, voorfront

toppunt (zn) :

top, punt, spits

woordverbanden van ‘spits’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 117:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

spits ≠

stomp

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites: