beheersen

als woordenboektrefwoord:

beheersen:
(beheerst), regeren over; volkomen kennen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

beheersen (ww) :
controleren, domineren, beteugelen, regeren, sturen, onderdrukken, bezitten, besturen, overheersen, heersen, de baas zijn, de baas spelen over
beheersen (ww) :
meester zijn, kennen, machtig zijn, inhouden, kunnen, bedwingen, onder de knie hebben, in de hand hebben, breidelen

als synoniem van een ander trefwoord:

onderdrukken (ww) :
stuiten, beteugelen, beheersen, inhouden, dempen, bedwingen, onder controle houden, tegenhouden, terugdringen, neerslaan, verbijten, smoren, verijdelen, in toom houden, intomen, versmoren, opprimeren, de kop indrukken, supprimeren, betomen
beteugelen (ww) :
beheersen, onderdrukken, bedwingen, onder controle houden, tegenhouden, tegengaan, temmen, onderwerpen, matigen, inperken, in toom houden, intomen, tomen, aan banden leggen, teugelen, de kop indrukken, breidelen, betomen, optomen
bedwingen (ww) :
beteugelen, beheersen, onderdrukken, dempen, tegenhouden, temmen, overwinnen, neerslaan, hinderen, in bedwang houden, in toom houden, intomen, teugelen, onder het juk brengen
inhouden (ww) :
beperken, beteugelen, beheersen, opkroppen, onderdrukken, weerhouden, bedwingen, tegenhouden, matigen, verbijten, temperen, in toom houden, intomen, betomen
controleren (ww) :
begeleiden, bewaken, domineren, beteugelen, beheersen, manipuleren, overheersen, superviseren, in de hand houden
overheersen (ww) :
domineren, beheersen, voorrang hebben boven, predomineren, de overhand hebben
domineren (ww) :
controleren, beheersen, bestrijken, tiranniseren, in de hand hebben
heersen (ww) :
gebieden, domineren, beheersen, regeren, besturen, overheersen
besturen (ww) :
aanvoeren, beheersen, regeren, beheren, heersen, mennen
breidelen (ww) :
beperken, beteugelen, beheersen, bedwingen, intomen
verstaan (ww) :
weten, kennen, beheersen, begrijpen, snappen
kennen (ww) :
weten, beheersen, geleerd hebben
bedwingen (ww) :
beheersen, inhouden, intomen
bewaken (ww) :
controleren, beheersen
regeren (ww) :
beheersen, bedwingen

woordverbanden van ‘beheersen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Macht hebben om uitvoering aan zijn wil te geven. Beheerschen is het transitivum van heerschen; beide stellen op den voorgrond macht, waaraan kracht verbonden is, hetzij deze ontstaat door de meerderheid van dengene, die ze uitoefent, hetzij door zijne hooge plaats. Gebieden onderstelt een onbeperkt gezagvoeren. Regeeren wordt alleen gezegd van koningen en andere vorsten. Besturen veronderstelt inzicht en beleid, en meer het leiden der zaken dan eene uitoefening van eigen macht. Beheerschen, regeeren en besturen worden ook figuurlijk gebezigd. Bij beheerschen denkt men aan zedelijke overmacht en krachtigen wil; bij het tweede aan willekeur van hem, die regeert en aan onmacht van den geregeerde; bij het laatste aan overleg en beleid. Hij heerscht onbeperkt. Hij beschikt en gebiedt over alles. Willem I regeerde over Nederland. Thiërs bestuurde de Fransche republiek. De volksmeening beheerscht de wereld. „Zijne vrouw regeert hem" is niet hetzelfde als „zijne vrome bestuurt hem."

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Met kracht iemand of iets in zijn vrije beweging tegengaan.

Beheerschen duidt aan, dat men zulks doet dooide macht, waarover men beschikt; het wijst er door zijn afleiding op, dat men heer is, dat men doet gehoorzamen niet door leiding of bestuur, maar uitsluitend door zijn gezag, dat men weet uit te oefenen, of door de macht, die men bezit. Deze volksleider bezit zulk een redenaarstalent, dat hij de geheele vergadering weet te beheerschen.

Bedwingen wijst aan, dat men dwang gebruikt en onderstelt dus een tegenstand, waarop het gezag door dwang zegeviert. Door bedwingen wordt dus iets onderdrukt. In korten tijd had de veldheer door krasse maatregelen den opstand bedwongen. Hoe verklaart gij nu de fig. beteekenis van: zijn lachen bedwingen?

Beheerschen en bedwingen kunnen betrekking hebben op een rust; beteugelen en betoomen doen denken aan hollende dieren, wier te snelle loop met kracht wordt tegengehouden en geleid of bestuurd. In letterlijken zin is betoomen sterker den beteugelen, daar het eerste is afgeleid van toom, het geheele hoofdstel, en teugel alleen de riem of den band aanwijst. Betoomen is dus eigenlijk meer het geheele bestuur onder zijn macht brengen, en dus meester van de leiding worden; terwijl beteugelen meer slaat op de werking van terug houden of stuiten; wat beteugeld wordt, komt dus tot stilstand, wordt geheel en al te keer gegaan. Toch wordt dit verschil niet altijd in acht genomen. Het is goed zijn hartstochten te betoomen, d.w.z. onder zijn bestuur, in zijn macht te krijgen en ze dus in hun snellen loop tegen te gaan. Het is noodzakelijk zijn blinde driften te beteugelen, m.a.w. in te houden, te onderdrukken, zoodra zij in ons opkomen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 237:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

beheersen
opwinden

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c