treurig

als woordenboektrefwoord:

treurig:
bn. bw. (-er, -st), droevig, bedroefd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

treurig (bn) :
beroerd, zielig, naar, akelig, bedroevend, tragisch, ellendig, noodlottig, troosteloos, armzalig, jammerlijk, miserabel, erbarmelijk, deerlijk, deerniswekkend, godsjammerlijk, beklagenswaardig, lamentabel
treurig (bn) :
bedroefd, somber, verdrietig, droevig, ongelukkig, triest, weemoedig, droefgeestig, mistroostig, droef, triestig, vreugdeloos

als synoniem van een ander trefwoord:

erbarmelijk (bn) :
slecht, armoedig, verschrikkelijk, beroerd, hinderlijk, treurig, ergerlijk, droevig, schrijnend, ellendig, gebrekkig, armzalig, jammerlijk, abominabel, deplorabel, prullig, deerniswekkend, beklagenswaardig, meelijwekkend, lamentabel
ellendig (bn) :
slecht, verlaten, beroerd, hopeloos, rampzalig, akelig, rottig, bedroevend, afschuwelijk, treurig, ongelukkig, gebrekkig, armzalig, lamlendig, verwenst, jammerlijk, miserabel, erbarmelijk, klote, onzalig, malheureus, lamzalig
slecht (bn) :
bar, verkeerd, ongunstig, beroerd, hopeloos, waardeloos, onvoldoende, belazerd, treurig, zwak, vierkant, kwaad, kut, gebrekkig, lelijk, tering, bedonderd, inferieur, verfoeilijk, mies, ondeugdelijk, onvoordelig, snood, wan
triest (bn) :
bedroefd, somber, zielig, naar, koud, akelig, verdrietig, bedroevend, tragisch, treurig, droevig, ongelukkig, ellendig, troosteloos, jammerlijk, naargeestig, melancholiek, erbarmelijk, droef, desolaat, triestig
droevig (bn) :
somber, bedroefd, beroerd, naar, verdrietig, zwaarmoedig, treurig, neerslachtig, ongelukkig, triest, naargeestig, melancholiek, droefgeestig, mistroostig, droef, terneergeslagen, smartelijk, malheureus
deerniswekkend (bn) :
zielig, bedroevend, treurig, deprimerend, droevig, ellendig, hartverscheurend, armzalig, triest, erbarmelijk, mistroostig, deplorabel, meelijwekkend, hartbrekend, beklagenswaardig, beklagenswaard
jammerlijk (bn) :
beroerd, zielig, bedroevend, tragisch, treurig, droevig, ellendig, hartverscheurend, betreurenswaardig, miserabel, erbarmelijk, klaaglijk, deerlijk, deplorabel, beklagenswaardig, schabouwelijk
somber (bn) :
zwaarmoedig, treurig, neerslachtig, droevig, bedrukt, troosteloos, pessimistisch, nors, stuurs, droefgeestig, zwartgallig, mistroostig, tobberig, vreugdeloos, gedeprimeerd
betreurenswaardig (bn) :
verdrietig, bedenkelijk, bedroevend, treurig, droevig, ellendig, armzalig, jammerlijk, miserabel, erbarmelijk, triestig, deplorabel, betreurenswaard, beklagenswaardig
zwaarmoedig (bn) :
somber, verdrietig, treurig, droevig, melancholiek, melancholisch, depri, droefgeestig, zwartgallig, tobberig, terneergeslagen, landerig, zwaar op de hand
kommerlijk (bn) :
armoedig, zorgelijk, beroerd, treurig, moeilijk, droevig, ellendig, armzalig, gekweld, jammerlijk, deerniswekkend, noodlijdend, beklagenswaardig
naar (bn) :
ongunstig, lam, akelig, onaangenaam, bedroevend, erg, treurig, kil, vervelend, droevig, ellendig, triest, lamlendig, luguber, triestig, eendelijk
armzalig (bn) :
armoedig, beroerd, kaal, schraal, treurig, ellendig, miserabel, erbarmelijk, sjofel, luizig, pover, armetierig, deerniswekkend, achenebbisj
beklagenswaardig (bn) :
zielig, treurig, jammerlijk, miserabel, erbarmelijk, deplorabel, deerniswekkend, meelijwekkend, deerniswaardig, lamentabel
bedroevend (bn) :
verdrietig, treurig, droevig, ellendig, triest, jammerlijk, betreurenswaardig, triestig, deerlijk, teleurstellend
melancholiek (bn) :
verdrietig, zwaarmoedig, treurig, depressief, weemoedig, melancholisch, droefgeestig, zwartgallig, mistroostig
zielig (bn) :
arm, bedroevend, treurig, troosteloos, mistroostig, deerniswekkend, meelijwekkend, beklagenswaardig, stakkerig
verdrietig (bn) :
bedroefd, naar, treurig, droevig, bedrukt, triest, mistroostig, droef, tobberig, in de put, grijnig
miserabel (bn) :
beroerd, bedroevend, treurig, ellendig, afgrijselijk, armzalig, jammerlijk, beklagenswaardig
ongelukkig (bn) :
verdrietig, treurig, droevig, ellendig, onzalig, terneergeslagen, triestig, malheureus
akelig (bn) :
somber, beroerd, ziek, naar, misselijk, treurig, droevig, onwel, verwenst, onpasselijk
deerlijk (bn) :
bedroevend, treurig, jammerlijk, klagelijk, deerniswekkend, beklagenswaardig
deplorabel (bn) :
treurig, ellendig, armzalig, jammerlijk, betreurenswaardig, deerniswekkend
troosteloos (bn) :
verlaten, somber, akelig, treurig, ellendig, triest, naargeestig, desolaat
bedroefd (bn) :
verdrietig, treurig, droevig, triest, rouwig, berouwvol
droef (bn) :
somber, treurig, neerslachtig, triest, mistroostig
mistroostig (bn) :
treurig, neerslachtig, melancholiek, mismoedig
tragisch (bn) :
somber, treurig, droevig, triest, smartelijk
triestig (bn) :
somber, treurig, droevig, ongelukkig, triest
miezerig (bn) :
treurig, bedrukt, triestig
godsjammerlijk (bn) :
treurig, vreselijk
naargeestig (bn) :
treurig

woordverbanden van ‘treurig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Alle duiden aan, dat door verdriet het gemoed en de geest ter nedergedrukt worden; het tegenovergestelde dus van eene opgewekte stemming. Ver drietig drukt uit, dat men tijdelijk in eene onaangename stemming is, veroorzaakt door het een of ander, dat den geest kwelt of onaangenaam is. Tusschen bedroefd, droevig en treurig bestaat dit verschil, dat het eerste woord aanduidt, dat de oorzaak der droefgeestigheid in de eene of andere uiterlijke omstandigheid te zoeken is, terwijl de beide andere die oorzaak geheel in het midden laten. Treurig drukt een langeren duur der aandoening uit, en is dus sterker dan droevig. Droevig en treurig worden ook van zaken gebezigd. Droevige dagen. Een treurig verlies. Neerslachtigheid is eene lichte en tijdelijke, zwaarmoedigheid eene aanhoudende en diepe moedeloosheid. De laatste is minder het gevolg van uitwendige oorzaken, dan wel van eene ontstemming des gemoeds. Bedrukt ziet vooral op de sporen der droefheid en neerslachtigheid, die in gelaat en houding vallen op te merken. Een bedrukt gelaat. Een bedrukt voorkomen. Zwartgallig is hij, die eene geestesneiging heeft om alles donker in te zien, de slechte zijde van alles sterk op den voorgrond te plaatsen. Somber stelt den druk van den geest, die alles vau de donkerste zijde doet zien, meer op den voorgrond. In tegenstelling met zwartgallig, zegt men somber meer van eene tijdelijke nederdrukking van den geest, terwijl zwartgallig meer het gevolg is van eene ingeboren eigenschap.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Het tegenover van blijde, opgewekt.

Bedroefd wijst aan, dat de oorzaak der droefheid buiten ons ligt. Hij is zeer bedroefd over het verlies van zijn vader.

Droevig en treurig laten in het midden, of de gemoedstoestand door oorzaken van buiten teweeg gebracht wordt, dan wel een gevolg is van innerlijke gesteldheid. Den bedroefde kan men van zijn smart bevrijden door hem het verlorene terug te geven, of wel die smart kan door troostwoorden eenigszins gelenigd worden; de droevige of treurige is eigenlijk niet voor troost vatbaar (men weet immers de oorzaak niet!), hij kan alleen opgevroolijkt worden. — Droevig verschilt hierin van treurig, dat het een kortstondiger toestand dan treurig aanwijst; treurig is dus sterker. Hij is reeds lang treurig gestemd; het wordt tijd, hem op te vroolijken. Haar

droevige stemming van gisteren is weer geheel geweken.

Droevig en treurig worden ook van zaken gebezigd, om aan te duiden, dat zij door een droevige of treurige stemming gekenmerkt zijn, of zulk een stemming veroorzaken. Het waren treurige dagen, toen de oorlog het land verwoestte en den grond met bloed drenkte. Het was een droevig oogenblik, toen hij bij zijn vertrek naar de Oost van zijn oude moeder afscheid moest nemen. Onlangs is hier een droevig ongeluk gebeurd. (Een treurig ongeluk is sterker!)

Bedrukt wijst aan, dat iemand door zijn droefheid wordt terneergedrukt en dit niet verbergt, zoodat zijn droefheid uit zijn houding blijkt, of op zijn gelaat staat te lezen. Toen ik hem ontmoette, zag hij zeer bedrukt, zoodat ik aanstonds een onheil vermoedde.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 230:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 189:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 429:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c

[foutje]