haperen

als woordenboektrefwoord:

haperen:
(gehaperd), niet verder kunnen ; ontbreken ; schorten.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

haperen (ww) :
stoten, aarzelen, stokken, hokken, hakkelen, schelen, mankeren, schorten, stamelen, weifelen, horten
haperen (ww) :
haken, sputteren, blijven steken, horten

als synoniem van een ander trefwoord:

weifelen (ww) :
twijfelen, wankelen, draaien, aarzelen, treuzelen, haperen, schromen, dubben, dralen, rondtasten, in dubio zijn, flotteren, walen
aarzelen (ww) :
twijfelen, wankelen, treuzelen, haperen, terugdeinzen, schromen, dubben, dralen, weifelen, talmen
weigeren (ww) :
afstoten, passen, afslaan, onthouden, afwijzen, niet aanslaan, haperen, bedanken, ontzeggen
beven (ww) :
schudden, rillen, bibberen, trillen, haperen, sidderen van, sidderen
hakkelen (ww) :
haperen, knoeien, brabbelen, stotteren, stamelen
stoten (ww) :
schokken, stokken, haperen, horten
schorten (ww) :
ontbreken, haperen, mankeren
schelen (ww) :
haperen, mankeren, schorten
wankelen (ww) :
aarzelen, haperen, weifelen
mankeren (ww) :
haperen, schelen, schorten
horten (ww) :
haperen, blijven steken
hokken (ww) :
stokken, haperen

woordverbanden van ‘haperen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c