zeker

als woordenboektrefwoord:

zeker:
bn. bw. (-der, -st), vast, stellig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

zeker (bn) :
betrouwbaar, vast, zelfverzekerd, overtuigd, degelijk, stellig
zeker (bn) :
veilig, safe, risicoloos
zeker (bn) :
onbekend, een of ander
zeker (bn) :
enige, bepaald, sommige
zeker (bn) :
vertrouwd
zeker (bw) :
natuurlijk, verzekerd, gegarandeerd, beslist, overtuigd, absoluut, ongetwijfeld, stellig, alleszins, wis, gewis, ontwijfelbaar, zekerlijk
zeker (bw) :
waarschijnlijk, vast, denkelijk
zeker (vnw) :
zekere, ene
zeker (tw) :
jawel, ja, juist, welzeker

als synoniem van een ander trefwoord:

vast (bn) :
onveranderlijk, stabiel, stevig, compact, schrap, regelmatig, standvastig, blijvend, zeker, muurvast, duurzaam, gevestigd, hecht, zelfverzekerd, levenslang, permanent, degelijk, onbeweeglijk, stationair, bestendig, voorgoed, consistent, solide, immobiel, onroerend, onwankelbaar, fix, geconsolideerd
stellig (bn) :
gegarandeerd, streng, bepaald, duidelijk, beslist, vast, zeker, positief, onmiskenbaar, volstrekt, uitdrukkelijk, categorisch, secuur, afdoend, bepaaldelijk, apodictisch
beslist (bn) :
gegarandeerd, echt, zeker, absoluut, onherroepelijk, stellig, pertinent, geheid, ontegenzeglijk, geprononceerd
beheerst (bn) :
kalm, waardig, rustig, gematigd, zeker, terughoudend, onderkoeld, ingehouden, bedaard, cool, zich beheersend
onvermijdelijk (bn) :
noodzakelijk, zeker, onafwendbaar, gewis, onfeilbaar, onontkoombaar, onvermijdbaar, onontwijkbaar
juist (bn) :
precies, recht, geschikt, geldig, gepast, zuiver, goed, zeker, correct, passend, in orde
onafwendbaar (bn) :
noodzakelijk, zeker, onvermijdelijk, onherroepelijk, onontkoombaar
onontkoombaar (bn) :
noodzakelijk, zeker, onvermijdelijk, onafwendbaar, onherroepelijk
vertrouwd (bn) :
betrouwbaar, veilig, zeker, gekend, vertrouwenswaardig
veilig (bn) :
betrouwbaar, zeker, beschermd, beschut, pluis, safe
gewis (bn) :
vast, zeker, onvermijdelijk, stellig, zekerlijk
zelfverzekerd (bn) :
zelfbewust, vast, zeker, assertief, gedecideerd
geheid (bn) :
gegarandeerd, echt, beslist, zeker, absoluut
safe (bn) :
betrouwbaar, veilig, zeker, risicoloos
vaststaand (bn) :
zeker, onbetwistbaar, onweerlegbaar
positief (bn) :
vast, zeker, vaststaand, stellig
overtuigd (bn) :
zeker, stellig, onwankelbaar
enig (bn) :
zeker, wat, een beetje
verzekerd (bn) :
zeker, vaststaand
bepaald (bn) :
precies, zeker
secuur (bn) :
veilig, zeker
vanzelfsprekend (bw) :
overduidelijk, duidelijk, zeker, logisch, onmiskenbaar, onbetwistbaar, onomstotelijk, onweerlegbaar, klaarblijkelijk, evident, ontegenzeglijk, ontegenzeggelijk, ontegensprekelijk, onloochenbaar, logischerwijs, klaarblijkend
allicht (bw) :
natuurlijk, zeker, uiteraard, ongetwijfeld, vanzelfsprekend, logischerwijs
ongetwijfeld (bw) :
zonder twijfel, zonder enige twijfel, beslist, vast, zeker, stellig
uiteraard (bw) :
natuurlijk, zeker, vanzelfsprekend, allicht, natuurlijkerwijs
alleszins (bw) :
zeer, zeker, volledig, geheel, volkomen, zonder meer, absoluut
vast (bw) :
waarschijnlijk, zeker, ongetwijfeld, stellig, gewis
subiet (bw) :
gegarandeerd, beslist, zeker, geheid
gegarandeerd (bw) :
zeker, stellig
natuurlijk (tw) :
zeker, ja, vanzelfsprekend, allicht, vanzelf!
wis (zn) :
zeker

woordverbanden van ‘zeker’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gewis heeft de bijgedachte dat men zich op iets verlaten kan. Zeker beteekent eigenlijk veilig, gerust; het geeft dus te kennen dat men op iets gerust kan zijn; in zijn engste opvatting heeft het de beteekenis van ontwijfelbaar vast staande, zonder dat er een streng wetenschappelijk betoog noodig is om mogelijke tegenspraak te weerleggen. Het is zeker, dat de aarde om de zon draait. Uit gemaakt bezigt men bij voorkeur van zulke waarheden, die vroeger niet volkomen vaststonden, doch die op het oogenblik, dat men spreekt, volkomen zeker zijn of voor zeker gehouden worden, daar er na nauwkeurig onderzoek een beslissend oordeel is uitgesproken. Velen beschouwen het als eene uitgemaakte zaak, dat de zegepraal van socialisme en communisme tot den ondergang der maatschappij zou leiden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 189:

geborgen, zeker

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 203:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 263:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 213:

vast, gewis, zeker

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

zeker
onbepaald, onzeker, twijfelachtig, vermoedelijk, waarschijnlijk

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c