buiten

als woordenboektrefwoord:

buiten:
bw. en vz. niet binnen.
buiten:
o. (-s), buitenplaats.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

buiten (zn) :
landgoed, buitenverblijf, buitenplaats, buitengoed
buiten (zn) :
platteland
buiten (bw) :
uit, eruit, buitenshuis
buiten (bw) :
op het platteland
buiten (vz) :
zonder, naast, uitgezonderd, behalve, afgezien van

als synoniem van een ander trefwoord:

uitgezonderd (vz) :
zonder, buiten, behalve, buiten beschouwing gelaten, met uitzondering van, met uitsluiting van, daargelaten, behoudens, benevens, uitgenomen, ongerekend, niet meegerekend, afgezien van
benevens (vz) :
zonder, naast, buiten, uitgezonderd, behalve, met uitzondering van, met uitsluiting van, behoudens, uitgenomen, ongerekend, niet meegerekend, afgezien van
naast (vz) :
buiten, behalve
hors (vz) :
buiten
veld (zn) :
land, grond, akker, vlakte, buiten, platteland, lap grond, bouwland, landerijen, vrije natuur, landbouwgrond, beemd
buitengoed (zn) :
landgoed, buiten
behalve (vw) :
naast, buiten
uit (bn) :
op pad, buiten, niet thuis

woordverbanden van ‘buiten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

buiten, uit

Uit geeft eene beweging te kennen, waarbij men bet binnenste van een voorwerp verlaat, buiten drukt het tegenovergestelde van binnen uit, en is onafhankelijk van rust of beweging. Uit de stad gaan. Buiten de stad wonen. Uit logeeren gaan. Buitenshuis zijn werk hebben.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 129:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

buiten
binnen

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c