week

als woordenboektrefwoord:

week:
bn. (weker, -st), zacht.
week:
v. (weken), tijdperk van 7 dagen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

week (bn) :
gevoelig, sentimenteel, teerhartig, murw, teergevoelig
week (bn) :
zacht, klef, zwak, slap
week (bn) :
klef, pasteus
week (bn) :
mollig

als synoniem van een ander trefwoord:

slap (bn) :
plat, moe, zacht, lullig, slapjes, beroerd, lam, week, lens, vermoeid, lusteloos, mat, verslapt, flauw, sloom, machteloos, mild, zwak, krachteloos, lauw, laks, futloos, halfslachtig, lamlendig, nalatig, gammel, loom, paf, bloedeloos, gezapig, dweperig, murw, fleps, jansalieachtig, wekelijk
gevoelig (bn) :
week, fijngevoelig, sentimenteel, teder, sensitief, ontvankelijk, weekhartig, fijnbesnaard, sensibel, teerhartig, teergevoelig, openstaand, gevoelvol, susceptibel
zwak (bn) :
kwetsbaar, gevoelig, versleten, wrak, week, wankel, mat, hulpbehoevend, gebroken, machteloos, krachteloos, teer, slap, gebrekkig, lamlendig, gammel, broos, afgeleefd
flauw (bn) :
kinderachtig, week, mat, vaag, zwak, krachteloos, bleek, slap, wee, flets, vaal, weeïg, bangelijk, fleps
zwak (bn) :
matig, week, mat, flauw, ziekelijk, machteloos, krachteloos, teer, slap, lamlendig, broos, fleps
teder (bn) :
zacht, kwetsbaar, gevoelig, week, fijn, lief, teer, delicaat, broos, teerhartig
zacht (bn) :
week, mals, slap, smeuïg, pappig, mul, moesachtig, wekelijk, smijdig
teerhartig (bn) :
gevoelig, week, sentimenteel
plat (bn) :
zacht, beurs, week, overrijp
papperig (bn) :
zacht, week, zompig, pappig
teergevoelig (bn) :
emotioneel, week, sensibel
murw (bn) :
zacht, week, slap

woordverbanden van ‘week’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

zacht, week

Zacht noemt men wat het gevoel aangenaam aandoet, wat geen tegenstand biedt, maar meegeeft; week wat gevoelig is voor indrukken. Week brood, weeke boter, weeke grond; zachte wol, zacht haar, zacht leder. Opdie voorwerpen, die heide hoedanigheden bezitten, past men het een of het andere praedikaat toe naar gelang der hoedanigheid, welke men wil doen uitkomen. Bij uitbreiding: een zachte winter, een zachte dood; een zacht verwijt; een week gemoed

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

week, zacht

Niet hard.

Week duidt aan, dat iets gevoelig is voor indrukken: de weeke klei; een week gemoed.

Zacht stelt meer het aangename gevoel, dat de aanraking geeft, op den voorgrond, als tegenstelling van ruw: het zachte fluweel, een zacht gemoed (d.i. aangenaam in den omgang).

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 333:

week, zacht

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

week
hard

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c