aannemen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

aannemen (ww) :
benoemen, plaatsen, in dienst nemen, werven, monsteren, engageren, tewerkstellen
aannemen (ww) :
opmaken, stellen, veronderstellen, geloven, supponeren, presumeren, onderstellen
aannemen (ww) :
opnemen, omhelzen, adopteren, op zich nemen, in de armen sluiten, affiliëren
aannemen (ww) :
toelaten, goedkeuren, accepteren, aanvaarden
aannemen (ww) :
nemen, aanpakken, aangrijpen, aanvatten
aannemen (ww) :
overnemen, ontvangen

als synoniem van een ander trefwoord:

ontvangen (ww) :
overnemen, trekken, winnen, aannemen, verkrijgen, incasseren, genieten, verwerven, in ontvangst nemen, krijgen, bekomen, innen, toucheren, beuren, percipiëren, binnenkrijgen, capteren
billijken (ww) :
bekrachtigen, aannemen, aanmoedigen, goedkeuren, voelen voor, steunen, toestaan, in orde bevinden, toestemmen, rechtvaardigen, inwilligen, goedvinden
veronderstellen (ww) :
raden, aannemen, vermoeden, menen, gissen, speculeren, zich voorstellen, zich inbeelden, vooronderstellen, supponeren, imagineren, assumeren
engageren (ww) :
inzetten, aannemen, huren, aanstellen, in dienst nemen, aantrekken, inhuren, werven, contracteren, rekruteren, aanwerven
verwachten (ww) :
denken, aannemen, hopen, vermoeden, vertrouwen op, rekenen op, rekening houden met, bevroeden, verhopen
stellen (ww) :
opmaken, aannemen, veronderstellen, supponeren, presumeren, onderstellen, ervan uitgaan, assumeren
aanvaarden (ww) :
erkennen, pikken, aannemen, slikken, nemen, berusten, geloven, accepteren, vreten, zich schikken in
geloven (ww) :
denken, aannemen, vinden, vermoeden, vertrouwen, veronderstellen, achten, menen, betrouwen
aanvaarden (ww) :
beginnen, aannemen, opvatten, aanpakken, ondernemen, aangaan, aanvangen, op zich nemen
plaatsen (ww) :
opnemen, inschrijven, aannemen, selecteren, detacheren, legeren, tewerkstellen
pakken (ww) :
opnemen, aannemen, nemen, grijpen, beetpakken, vatten, vastnemen, aanvatten
overnemen (ww) :
aannemen, ontvangen, aanpakken, annexeren, opslorpen
accepteren (ww) :
erkennen, aannemen, aanvaarden, omarmen, inwilligen
aanpakken (ww) :
aannemen, accepteren, aanvaarden, op zich nemen
stemmen (ww) :
aannemen, goedkeuren, toestaan, verlenen
opnemen (ww) :
aannemen, honoreren, insereren
toelaten (ww) :
opnemen, aannemen, binnenlaten
rekenen (ww) :
aannemen, veronderstellen
zeggen (ww) :
aannemen, veronderstellen
adopteren (ww) :
aannemen
omhelzen (ww) :
aannemen

woordverbanden van ‘aannemen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iets dat door een ander gegeven wordt tot zich nemen. Aannemen veronderstelt dat men iets, dat door een ander aangeboden wordt, tot zich neemt met zijn bepaalden wil. Bij ontvangen en krijgen behoeft men zelf niet werkdadig te zijn, althans het denkbeeld van vrijwilligheid ontbreekt hierbij. Men ontvangt of krijgt eene wonde, heeft het geld ontvangen of gekregen, doch een geschenk neemt men aan. Het geld, dat voor het huis geboden werd, is door den verkooper aangenomen. Wil men bepaald uitdrukken, dat iets van den een op den ander is overgegaan en door dezen is aangenomen, hetzij om het te bezitten of om het ter bestemde plaatse te brengen, dan bezigt men overnemen. De eene neemt de goederen van den ander over. Wordt dit van gewoonten en eigenschappen gezegd, die men van iemand overneemt, dan neemt degene, van wien overgenomen wordt, geen deel aan de handeling.

aannemen, opnemen

Bij zich ontvangen, tot zich nemen. Bij het eerste heeft men eene bepaalde betrekking van den aannemer tot den persoon, die aangenomen wordt, op het oog; bij het laatste meer het in hooger of betere omgeving brengen van hetgeen men op den grond, of in lager conditie gevonden heeft. Aannemen als kind. Een timmermansbaas neemt knechts aan. De predikant neemt de catechisanten aan. De oude heer heeft den kleinen zwerveling in zijn huisgezin opgenomen. Men hoopt alle heidenen in den schoot der kerk op te nemen. Hij is opgenomen in onzen kring.

Gebezigd van een ambt, eene betrekking, een post, eene taak, enz. die men begint te bekleeden of te vervullen, hebben aanvaarden en op zich nemen eene meer bepaalde beteekenis dan aannemen; het laatste drukt alleen de bereidwilligheid uit om er zich mede te belasten, de eerste geven te kennen, dat men ze reeds begint te bekleeden, te vervullen. Hij heeft die betrekking wel aangenomen, doch nog niet aanvaard. Aanvaarden is eigenlijk zijne vaart, zijn gang, zijne schreden tot iets richten, vervolgens zich richten tot een werk ten einde het aan te vangen. Op zich nemen geeft bovendien meer uitdrukkelijk te kennen, dat men eene verantwoordelijkheid, een last op zich laadt. Van zaken gesproken, die als het voorwerp van bezit beschouwd worden, staat aanvaarden soms voor aannemen, doch dit laatste heeft het bijdenkbeeld, dat de zaak door een ander wordt aangeboden; aanvaarden veronderstelt, dat het eene zaak van eenig belang geldt, dat de aanneming of inbezitneming min of meer plechtig of officieel geschiedt. Den pelgrimsstaf aanvaarden. Eene erfenis aanvaarden. Aanvaard deez' gouden ring.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

In het bezit van iets komen.

Aannemen en ontvangen onderstellen, dat de zaak ons door een ander wordt overgedragen; aannemen drukt evenwel uit,dat men vrijwillig van het voorwerp bezit neemt (actief), terwijl ontvangen meer een lijdelijk in bezit komen onderstelt. Men ontvangt een wonde, maar men neemt ze niet aan. Men ontvangt onderwijs (lijdelijk), maar men neemt iemands leerstellingen aan (actief). Tegenover ontvangen staat dus geven, tegenover aannemen kan men aanbieden, overdragen stellen.

Aanvaarden geeft evenals aannemen ook wel een vrijwillig inbezitnemen te kennen, maar wijst er tevens op, dat die aanvaarding zekere plichten van ons eischt, bijv. de regeering aanvaarden. Zoodra men dus de verantwoording voor de plichten op zich neemt, zoodra men derhalve de betrekking of waardigheid begint uit te oefenen, aanvaardt men haar. Hij heeft zijn benoeming tot voorzitter wel aangenomen, maar de functie nog niet aanvaard. Daar dit aanvaarden gewoonlijk met eenige officiëele plechtigheid gepaard gaat (inhuldiging der Koningin, installatie van een burgemeester), gebruikt men aanvaarden ook wel in de beteekenis van aannemen, doch met het bijdenkbeeld van eenigszins op plechtige wijze; wat aanvaard wordt, moet dus een zaak van belang zijn, zoodat het in dit geval sterker of beleefder is dan aannemen. Aanvaard dit geschenk mijner hoogachting. Ik aanvaard uw erkenning van schuld. — Een geheel andere beteekenis heeft het woord in zinnen als: een reis aanvaarden, d.w.z. beginnen te ondernemen.

Op zich nemen duidt aan, dat men zich verbindt iets te doen en de verantwoordelijkheid daarvan voor zijn rekening neemt; het bepaalt zich meestal tot het volbrengen van een enkele daad, terwijl aanvaarden een voortdurende verantwoordelijke werkzaamheid onderstelt. Hij nam op zich, de verzoening tusschen de beide partijen tot stand te brengen. (Na de verzoening was zijn taak afgeloopen.)

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 65:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 232:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

aannemen
afslaan, afwijzen, deponeren, neerleggen, ontslaan, versmaden, weigeren, wippen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c