Vertaling van 'Selbstvertrauen' uit het Duits naar het Nederlands

Selbstvertrauen (zn):
zelfvertrouwen(de) —.
(en) measure of one's belief in one's own abilities.
(en) state of being self-confident.
(en) self-assurance.
(fr) Confiance en soi.
(zh) 對自己的信心.
, zelfverzekerdheid(de) —.
(en) state of being self-confident.
(en) measure of one's belief in one's own abilities.
(zh) 對自己的信心.
, aplomb(fr) (Figuré) Certaine assurance dans la manière de se présenter, de parler, d’agir., durf(fr) (Figuré) Certaine assurance dans la manière de se présenter, de parler, d’agir.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken