Vertaling van 'aufbauen' uit het Duits naar het Nederlands

aufbauen (ww):
ophopen(de) —., opstapelen(de) —., bouwen(fr) Construire.
(ru) сооружать, возводить, воздвигать.
, opbouwen(fr) Ériger, élever.
(fr) Monter, tendre, construire.
, aanleggen(fr) Construire., bereiden(en) to ready something for use., construeren(fr) Construire., in elkaar zetten(fr) Disposer, ajuster, assembler, joindre ou réunir les différentes pièces d’un ouvrage., klaarzetten(en) to ready something for use., monteren(fr) Disposer, ajuster, assembler, joindre ou réunir les différentes pièces d’un ouvrage., oppakken(en) to reduce the despondency of., optillen(en) to reduce the despondency of., opzetten(en) to ready something for use., versterken(en) to strengthen., voorbereiden(en) to ready something for use., vormen(en) to give shape., vormgeven(en) to give shape.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken