at once (bw):
ineens(en) —.
(en) —., dadelijk(en) —., direct(en) —., meteen(en) —., tegelijk(en) —., tegelijkertijd(en) —.
at once (bn):
onmiddellijk(de) adverbiell: sofort, im nächsten Moment., onverwijld(de) sofort, ohne Aufschub, ohne schuldhaftes Zögern., terstond(de) sofort, ohne Aufschub, ohne schuldhaftes Zögern.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com