Vertaling van 'gum' uit het Engels naar het Nederlands

gum (zn):
The tissue (covered by mucous membrane) of the jaws that surrounds the bases of the teeth
parodontium, tandvlees

gum (zn):
A preparation (usually made of sweetened chicle) for chewing
kauwgom, kauwgum

gum (zn):
Cement consisting of a sticky substance that is used as an adhesive
Kleef, gom, hechtmiddel, kleefmiddel, kleefpasta, lijm, plakmiddel, plaksel, plakspul

Via: Ensyns.nl

gum (zn):
tandvlees(en) —.
(fi) hampaan juurta peittävä pehmytkudos.
, gom(ca) 3.
(ca) 1.
, hars(de) zähflüssige, klebrige, stark duftende Absonderung, meist aus dem Holz von Nadelbäumen., lijm(fr) Matière adhérente.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken