anticipar (ww):
vervroegen(de) etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später).
(en) to cause a scheduled event to happen earlier., verwachten(en) to look for, look forward to, anticipate.
(de) —., voorschieten(de) Hilfsverb haben: einen Geldbetrag im Voraus geben, als Darlehen geben., vroeger doen plaatsvinden(de) etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später).
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com