Vertaling van 'anticipar' uit het Spaans naar het Nederlands

anticipar (ww):
vervroegen(de) etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später).
(en) to cause a scheduled event to happen earlier.
, verwachten(en) to look for, look forward to, anticipate.
(de) —.
, voorschieten(de) Hilfsverb haben: einen Geldbetrag im Voraus geben, als Darlehen geben., vroeger doen plaatsvinden(de) etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später).

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken