Vertaling van 'vacacionar' uit het Spaans naar het Nederlands

vacacionar (zn):
gaan(ja) 動詞:休暇を取る., vakantie(ja) 動詞:休暇を取る.

vacacionar (ww):
op vakantie gaan(en) to spend or take a vacation.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken