faire confiance (ww):
vertrouwen(fr) —.
(ca) 2.
(en) to [[trust]], have faith in.
(en) to be confident.
(en) to place confidence in.
(en) to have trust.
(sv) tro att något är sant., rekenen op(de) —., toevertrouwen(en) to [[trust]], have faith in., vertrouwen hebben(de) —.
Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com