impeccable (bn):
onberispelijk(de) in tadellosem Zustand, ohne Fehler oder Mängel.
(en) Incapable of wrongdoing or sin; immaculate.
(en) Perfect, having no faults, flaws or errors., foutloos(en) without fault.
(en) without flaws., feilloos(en) without flaws., koosjer(de) —., kousjer(de) —., loepzuiver(en) without fault., uitmuntend(en) numismatics: near-perfect., uitmuntende(en) numismatics: near-perfect., vlekkeloos(en) without flaws.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com