Vertaling van 'ontbreken' uit het Nederlands naar het Duits

ontbreken (zn):
Abwesenheit(en) lack; deficiency; non-existence., Fehlen(en) lack; deficiency; non-existence.

ontbreken (ww):
fehlen(nl) —.
(fi) aiheuttaa vajavaisuus olemalla poissa.
(sv) 1. brista, fela.
(es) —.
(pl) —.
, mangeln(es) —.
(pl) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken