верить (ww):
believe(ru) —.
(el) έχω πίστη.
(fi) tuntea varmuutta jstk asiasta t. jnk olemassaolosta.
(lt) lt.
(lt) lt.
(nl) 1. overtuigd zijn dat iets waar is.
(de) —.
(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.
(tr) inanmak., trust(ru) —.
(lt) lt.
(lt) lt.
(de) —.
(pl) —.
(pl) —.
(pl) —., believe in(de) —., credit(nl) 1. overtuigd zijn dat iets waar is.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com