donker

als woordenboektrefwoord:

donker:
o. duister.
donker:
bn. (-der, -st), duister, zwart; ontevreden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

donker (bn) :
somber, zwaar, laag, droevig, triest, dof, naargeestig, droefgeestig, opaak
donker (bn) :
duister, inktzwart, pikkedonker, pikdonker, obscuur, onverlicht
donker (bn) :
betrokken, beloken
donker (bn) :
donkerkleurig
donker (bn) :
gebruind
donker (bn) :
diep
donker (zn) :
duister, duisternis, donkerte

als synoniem van een ander trefwoord:

somber (bn) :
bewolkt, druilerig, zwart, duister, dreigend, akelig, gedekt, donker, miezerig, naargeestig, luguber, triestig, onverlicht
naargeestig (bn) :
somber, akelig, onaangenaam, beklemmend, donker, luguber, sinister, vreugdeloos
betrokken (bn) :
bewolkt, druilerig, bedekt, troebel, niet fris, donker, flets, heiig
diep (bn) :
zwaar, warm, laag, donker, bronzen, dof, sonoor
zwart (bn) :
gekleurd, duister, donker, pikzwart, maanloos
dof (bn) :
gedempt, gesmoord, donker, gesluierd
duister (bn) :
somber, zwart, dreigend, donker
obscuur (bn) :
duister, donker
duister (zn) :
duisternis, donker, donkerte, obscuriteit, duisterheid
duisternis (zn) :
duister, donker, donkerte

woordverbanden van ‘donker’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

duister, doods, donker, somber

Somber heet datgene, wat vroolijk aan- of uitzicht mist, en dus een onaangenamen, beklemmenden indruk maakt: eene sombere woning, een somber oord, een sombere dag: figuurlijk: eene sombere stemming. Donker ziet op gebrek aan licht en helderheid: eene donkere kamer, een donkere dag; figuurlijk: donkere uitzichten, donkere tijden. Duister wijst op de geheele afwezigheid van licht. Eene zonsverduistering, het nachtelijk duister. Doodsch, eig. als iets of iemand die dood is, of aan een doode eigen, is het tegenovergestelde van levendig, opgewekt, vroolijk, druk. Eene doodsche straat; eene doodsche kleur; eene doodsche vlakte.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

duister, donker, somber

Gebrek aan licht hebbende.

Somber geeft meer den onaangenamen indruk te kennen, dien een belemmerde toegang van het licht teweeg brengt; donker ziet meer op de onvoldoende belichting zelf. Een somber vertrek heeft door zijn bouworde (bijv. door weinig of kleine ramen, door boom en enz.) iets onaangenaams en beklemmends. Daarentegen kan het vertrek door toevallige omstandigheden donker zijn. Bij regenachtig weer is het in de kamer vroeg donker.

Duister duidt een algeheele afwezigheid van licht aan, en is dus sterker dan donker. Men spreekt daarom niet van maansverdonkering, maar van maansverduistering.

Figuurlijk gebruikt wil somber zeggen: triestig, bijv. een sombere stemming; donker staat dan gelijk met zorgwekkend : een donkere toekomst, terwijl duister dan beteekent: verward, onduidelijk, bijv. een duistere redeneering.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 368:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 88:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 86:

donker, duister, somber

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

donker
licht

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c