dof

als woordenboektrefwoord:

dof:

m. (-fen), riemslag; stoot.

dof:

v. (-fen), stuk op een vrouwenkleed.

dof:

bn. (-fer, -st), niet glanzig; niet bolder.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dof (bn) :

suf, lusteloos, mat, futloos, duf, uitgedoofd, loom

dof (bn) :

lusteloos, mat, flets, vaal, glansloos, fleps

dof (bn) :

gedempt, gesmoord, donker, gesluierd

dof (bn) :

wazig, flauw, vaag, onbestemd

dof (bn) :

beslagen

dof (zn) :

slag, stoot

als synoniem van een ander trefwoord:

vaag (bn) :

onbepaald, duister, onduidelijk, wazig, zweverig, ontwijkend, mistig, onscherp, nevelig, onnauwkeurig, schemerig, dof, schimmig, beneveld, schimachtig, schemerachtig, beloken

flets (bn) :

bleekjes, mat, ongezond, flauw, zwak, bleek, slap, witjes, dof, verlept, pips, wee, iel, vaal, wit weggetrokken, verschoten, fleps, zwemmerig

bleek (bn) :

betrokken, licht, kleurloos, flauw, wit, zwak, witjes, dof, pips, bescheten, flets, vaal, witachtig, verschoten, fleps

vaal (bn) :

verkleurd, verbleekt, kleurloos, bleek, grauw, dof, flets, verschoten, fleps, groezig

donker (bn) :

somber, zwaar, laag, droevig, triest, dof, naargeestig, droefgeestig, opaak

diep (bn) :

zwaar, warm, laag, donker, bronzen, dof, sonoor

troebel (bn) :

duister, onduidelijk, wazig, mat, dof, onklaar

mat (bn) :

kleurloos, dof, vaal, glansloos

slag (zn) :

haal, klap, klets, schot, tik, stomp, zweepslag, rol, veeg, mep, kap, knal, peer, dreun, smak, patat, klop, deuk, bons, mot, knots, stoot, pees, dof, lel, kneep, lap, plof, bots, oplawaai, stamp, knak, percussie, oorvijg, knauw, oorveeg, coup, plakkaat, pats, opstopper, pets, floep, plets, klak, houw, weerbots, pardaf

stoot (zn) :

schok, steek, stomp, slag, schop, beuk, zet, duw, dreun, ruk, botsing, bons, knots, dof, worp, bots, stamp, percussie, nop, coup, por, opstopper, hort

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 78:

woorden met een verwante vorm:

bij andere sites: