arend

als woordenboektrefwoord:

arend:
m. (-en), grote sterke roofvogel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

arend (zn) :
adelaar

als synoniem van een ander trefwoord:

adelaar (zn) :
arend

woordverbanden van ‘arend’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

adelaar, arend

Beide zijn benamingen van denzelfden roofvogel en verschillen alleen hierin, dat het gebruik van het eerste woord beperkt is tot den dichterlijken stijl en de wapenkunde. De vlucht van den menschelijken geest wordt vaak vergeleken bij die van den adelaar.

Een geest, die veel te stout voor d' aard
Op aad'laarspennen hooger vaart.

De dubbele adelaar prijkt op het wapen van Duitschland. De arend is een roofvogel.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 89:

adelaar, arend

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0043 c