boer

als woordenboektrefwoord:

boer:
m. (-en), landbouwer; veehouder; veldbewoner; lomperd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

boer (zn) :
veehouder, agrariër, landbouwer, buitenman, landman
boer (zn) :
provinciaal, plattelander
boer (zn) :
handelaar, leverancier
boer (zn) :
lomperd, pummel, kinkel
boer (zn) :
lomperik, botterik
boer (zn) :
Afrikaander
boer (zn) :
oprisping

als synoniem van een ander trefwoord:

lomperd (zn) :
knuppel, boer, knul, buffel, sukkel, lummel, lomperik, boerenkinkel, vlegel, boerenpummel, pummel, botterik, kinkel, kaffer, stoffel, guil, hannekemaaier, plomperd, loebas, lorejas, loeris
agrariër (zn) :
boer, landeigenaar, kweker, landbouwer, tuinder, landman, akkerbouwer, farmer
landbouwer (zn) :
boer, kweker, agrariër, teler, ploeger, akkerman, farmer
provinciaal (zn) :
boer, dorpeling, buitenman, heikneuter, plattelander
vlerk (zn) :
boer, patser, vlegel, proleet, ongelikte beer

woordverbanden van ‘boer’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Veldbewoner is iedere landman, die op het veld of de heide verblijf houdt. Boer of landman (dialectisch bouwman) geeft te kennen, dat iemand door den landbouw zijn bestaan vindt; verder wordt boer soms gebezigd om iemand aan te duiden, wien de fijnere vormen van den beschaafden stedeling ontbreken. Als synoniem met akkerman en landbouwer heeft boer de ruimste beteekenis en noemt het ieder, die zich op akkerbouw of veeteelt toelegt. Met akkerman en landbouwer worden meer in 't bijzonder zij bedoeld, die zich met het bebouwen van den akker bezig houden. Akkerman wordt zeer weinig meer gebruikt. Tusschen akkerman en landbouwer schijnt nog dit onderscheid bestaan te hebben, dat het eerste meer uitdrukkelijk hem noemt, die het werktuigelijke akkerwerk verricht, terwijl onder landbouwer ook verstaan wordt de persoon, die de landbouwonderneming bestuurt. Naast den boer staat de heereboer, die alleen door beschaving of afkomst van hem verschilt; soms wordt deze ook met den vreemden naam van oeconoom (eigenl. landoeconoom) bestempeld.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 150:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c

[foutje]