kus

als woordenboektrefwoord:

kus:
m. (-sen), zoen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kus (zn) :
klapzoen, nachtkus, pakkerd, smak, zoen

als synoniem van een ander trefwoord:

zoen (zn) :
kus, pakkerd, smakkerd, toot
toot (zn) :
kus, zoen

woordverbanden van ‘kus’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

zoen, kus

Kus is volgens het tegenwoordig taalgebruik deftiger, eerbiediger en soms ook inniger; zoen, eigenlijk het teeken van vrede en vriendschap, is meer dartel. Een handkus. Een voetkus. Iemand een kus toewerpen. Zoenen dat het klapt. In sommige streken, b.v. in Twente en op de Veluwe, is alleen kus gebruikelijk.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 380:

zoen, kus

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord / werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.007 c