Vertaling van 'Fröhlichkeit' uit het Duits naar het Nederlands

Fröhlichkeit (zn):
vrolijkheid(de) —.
(en) Joy; merriment; mirth; gayety; particularly, the mirth enjoyed at a feast.
(en) merriment.
(en) resilience or cheerfulness.
, hilariteit(en) resilience or cheerfulness.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken