Rüpel (zn):
boer(en) uncouth, crude, or ill-bred person., boerenpummel(en) uncouth, crude, or ill-bred person., lummel(en) troublemaker., onbeschofterik(en) troublemaker., ruziestoker(en) troublemaker., schurk(en) troublemaker.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com