Vertaling van 'ausdehnen' uit het Duits naar het Nederlands

ausdehnen (ww):
uitbreiden(de) —.
(en) to cause to increase in extent.
(en) to cause to last for a longer period of time.
, opschalen(de) —., uitstrekken(de) —., rekken(en) to get more than expected from a limited resource., uitzetten(en) to become wider or larger; to expand.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken