erwarten (ww):
verwachten(de) —.
(de) —.
(de) —.
(en) transitive: to wait for.
(en) to consider reasonably due.
(en) to consider obligatory.
(en) to look for, look forward to, anticipate.
(pt) (aguardar).
(no) Regne med, forvente.
(pl) —., wachten(en) transitive: to wait for.
(pt) (aguardar)., liggen te wachten(en) transitive: to wait for., uitzien (naar)(en) to expect., afwachten(en) transitive: to wait for., als(en) to expect., bedienen(en) transitive: to wait for., dienen(en) transitive: to wait for., kijken(en) to expect., klaarliggen(en) transitive: to wait for., lijken(en) to expect., op(en) to expect., over(en) to expect., te wachten staan(pt) (aguardar)., uitzien(en) to expect., voorzien(en) to make plans for; forecast.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com