fertig machen (ww):
afranselen(es) —.
(es) —.
(es) —.
(es) —.
(es) —., doorstaan(sv) lyckas med; kunna., iemand aframmelen(en) to give a thrashing to., iemand een pandoering geven(en) to give a thrashing to., klaarspelen(sv) lyckas med; kunna., vloeren(en) strike down., voor elkaar krijgen(sv) lyckas med; kunna.
Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com