Vertaling van 'offenlegen' uit het Duits naar het Nederlands

offenlegen (ww):
onthullen(de) —.
(en) To reveal.
, blootleggen(de) —., openbaren(de) —., aanduiden(en) to make overt., ontvouwen(en) To reveal., ontwikkelen(en) To reveal.

Via: Dbnary en WikiWoordenboeken