verbringen (ww):
doorbrengen(de) —.
(en) to consume, to use up (time).
(fr) Consumer, employer, en parlant du temps.
(en) —., verbrengen(de) —.
(sv) spendera tid., slijten(de) —., verslijten(de) —., besteden(en) to consume, to use up (time).
(en) —., spenderen(en) to consume, to use up (time).
(en) —., doodgaan(en) to spend (time)., doorgaan(en) to spend (time)., gebeuren(en) to spend (time)., heengaan(en) to spend (time)., overgaan(en) to spend (time)., overlijden(en) to spend (time)., slagen(en) to spend (time)., voorbijgaan(en) to spend (time).
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com