abroad (bw):
buitenland(en) —.
(en) —., buitenshuis(en) —., de kluts kwijt(en) —., in het rond(en) —., naar alle kanten(en) —., op verplaatsing(en) —., uit-(en) —., ver van elkaar(en) —., verward(en) —., wijd uiteen(en) —., in het buitenland(sv) ausländisch.
(pl) —., buitenlands(sv) ausländisch., naar het buitenland(sv) ausländisch.
abroad (vz):
alover(en) —., over de ganse lijn(en) —.
abroad (zn):
buitenland(en) —.
(de) Land oder Länder außerhalb des eigenen Staatsgebiets.
(fr) Ensemble des villes et des pays différents de celui du locuteur..
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com