Vertaling van 'bus' uit het Engels naar het Nederlands

bus (zn):
A vehicle carrying many passengers; used for public transport
klein busje, autobus, bus, dubbeldekker, omnibus

bus (zn):
A car that is old and unreliable
oud versleten auto, wrak

bus (zn):
An electrical conductor that makes a common connection between several circuits
busbar, autobus

bus (ww):
Remove used dishes from the table in restaurants
bus

Via: Ensyns.nl

bus (ww):
bus(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, de(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, met(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, afruimen(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, vervoeren(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, reizen(en) —.
(en) —.

bus (zn):
bus(en) —.
(de) als Verkehrsmittel im öffentlichen Personennahverkehr eingesetztes vielsitziges, großes Kraftfahrzeug.
(de) öffentliches Verkehrsmittel zur Personenbeförderung.
(da) motorkøretøj.
(fr) Véhicule de transport en commun.
(ru) транспорт.
(tr) otobüs.
(pl) —.
(sv) ledningar i ett datorsystem.
(sv) bil med fler än åtta passagerarplatser.
, autobus(en) —.
(de) Kraftfahrzeug zum Transport von vielen Personen.
(fr) Véhicule de transports en commun.
(fr) Véhicule de transport en commun.
(ru) транспорт.
(tr) otobüs.
(pl) —.
, stadsbus(en) —., autocar(de) Kraftfahrzeug zum Transport von vielen Personen.
(ru) транспорт.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken