bus

als woordenboektrefwoord:

bus:
v. (-sen), cilindervormige doos, blikken trommel; ziekenfonds.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bus (zn) :
trommel, doos, blik, reservoir, bidon
bus (zn) :
stembus, brievenbus, collectebus
bus (zn) :
koker, buis, cilinder
bus (zn) :
autobus, touringcar
bus (zn) :
voeg

als synoniem van een ander trefwoord:

trommel (zn) :
doos, bus, koker, droogtrommel, blik, broodtrommel, cassette, remtrommel, lunchtrommel, koektrommel, beschuitbus
autobus (zn) :
dubbeldekker, bus, stadsbus, schoolbus, touringcar, trolleybus, buurtbus
doos (zn) :
bus, trommel, kistje, blik, karton, omhulsel, box
blik (zn) :
trommel, doos, bus, blikje, kistje, bak
coach (zn) :
bus, autobus

woordverbanden van ‘bus’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 452:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c